Negen jaar na de oorlog ben ik geboren. Op een bovenwoning in Amsterdam op de Jacob van Lennepkade. Mijn ouders, beiden uit Westfriesland, zijn daar op zoek naar werk terecht gekomen. Het was woningnood, dus we woonden in bij de familie Steers, Joodse mensen en deelden met hun de keuken. Van die tijd restten alleen nog zwart-wit foto’s met kartelrandjes... Gebreide jurkjes, dressoir met Oosthoeks encyclopedie, rotan poppenwagen.
Wel ben ik opgegroeid met verhalen en een plank vol boeken over de oorlog. Waarom mijn vader zoveel oorlogsboeken las, heb ik hem nooit kunnen vragen, hij stierf daarvoor te jong. Wellicht hebben de jaren dat hij na de oorlog uitgezonden werd naar Nederlands Indië, daarmee te maken. Meer dan een album vol Indië-foto’s, met onder andere mijn vader op een Harley Davidson, hebben we daar als herinnering niet aan overgehouden.
Flarden van verhalen van de Tweede Wereldoorlog heb ik wel. Groepen mensen op karren uit de stad die langs de huizen in de streek trokken op zoek naar eten in ruil voor sieraden. Een kind wat ‘s ochtends dood gevonden werd in een portiek te Bovenkarspel, uitgeput van de lange hongertocht. Een trein die beschoten werd, een gevonden scherf van een vliegtuig, neergestort in de polder. Mijn moeder die Duitse les kreeg op school van de nonnen. Mijn vader, die geen winterjas had en met zijn broers vanuit Hoogkarspel naar de Wieringenmeer trok op zoek naar eten voor het grote gezin. Een koperen granaathuls op tafel, die gebruikt werd als asbak.
Wat de familie Steers als joodse mensen hebben meegemaakt... ik weet het niet. Pas jaren later drong de onmetelijke impact van de oorlog tot me door tot op ieder jaar weer de dag van 4 mei, waarop we de doden herdenken, die gevallen zijn in de oorlog en oorlogen elders.
Laten we dat blijven doen; een paar minuten gedenken in stilte.